Google
Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
                                                                  
taalbeschouwing voltooid deelwoord:

Voltooid deelwoord.

Dit stuk kan een hulp zijn om vorm te geven aan het onderwijs. In deze zin kan het niet gezien worden als leerplan.

 

 

In deze periode zullen de werkwoordsvervoegingen centraal staan.

Hoewel de kinderen hiermee in de vierde klas ruimschoots geoefend hebben, lijkt het dit jaar weer splinternieuw omdat ze nu de spellingsregels beginnen te ontdekken.

Met Het schip aller tijden, dat de leraar levensgroot op het bord getekend heeft, komen de kinderen voor het eerst in aanraking met alle werkwoordstijden.

Wanneer de kinderen dit in hun schrift hebben nagetekend, doen zij een seinspel, dat ondanks het speelse karakter een groot beroep doet op het denkvermogen. De leraar zet voor de klas twee tassen naast elkaar met een onderlinge afstand van ruim twee meter. De linkertas is de plaats van de voltooide mast, de rechter tas die van de onvoltooide. Een meisje wordt uitgenodigd als seingever op het schip te komen staan. Wanneer de leraar een zinnetje zegt, bijvoorbeeld Ik reis, moet de seingever bij de juiste mast gaan staan, met de armen

                                                             vd1

leraar allerlei variaties. In plaats van hemzelf dicteren de kinderen om beurt de nieuwe zinnetjes of hij noemt een werkwoord, bijvoorbeeld klimmen, gaat zelf op het schip staan en laat de kinderen zeggen welke tijd hij aangeeft: Ik zou klimmen, onvoltooid verleden toekomende tijd.

vd2

Wie meent dat deze oefeningen onzinnig zijn, zou het zelf eens moeten proberen. Hoewel de spellingsregels met behulp van ‘erg toepasselijk lijken, gebruikt de leraar hen nog niet in de vijfde klas.

Om te weten of een voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, moeten de kinderen het woord in de verleden tijd zetten, zodat zij via het gehoor achter de juiste spelling komen:

de plaats van de juiste werkwoordstijd aangeven en daarbij de ingewikkelde naam van de werkwoordstijd zeggen:

De eerste leerling wordt het nog niet zo moeilijk gemaakt. De leraar zegt slechts zinnetjes met de werkwoorden die op de zeilen staan geschreven en de tekening op het bord biedt nog de nodige houvast.

Maar de daarop volgende dagen worden de seinopdrachten steeds pittiger. De leraar noemt nieuwe werkwoorden, zodat de kinderen elke keer opnieuw even moeten nadenken. Later moeten zij het zonder de hulp van het bord stellen.

Wanneer de kinderen eenmaal goed aan dit sein-spel gewend zijn, verzint de

wandelde fietste

gewandeld gefietst

Om te weten of een werkwoord zwak of sterk is, geldt in de vijfde klas maar één regel: verstand op nul, zeg het werkwoord maar! moedigt de leraar aan.

Opmerkelijk is, dat de kinderen het, juist door er niet over na te denken, altijd bij het goede einde hebben. Verstand op nul, zeg het maar, zijn tijdens deze periode gevleugelde woorden geworden.

De lerares die twee keer in de week Franse les geeft in deze klas, heeft de leraar gevraagd om elke ochtend een Frans gedichtje met de kinderen te reciteren, zodat zij wat vaker Frans kunnen spreken.

Terwijl de leraar hiertegen geen enkel bezwaar heeft, blijken de kinderen wel

                         vd3